- De uil van Tengmalm (Aegolus funereus)
- Kerkuil (Tyto alba)
- Dwerguil (Glaucidium passerinum)
- steenuil (Athene noctua)
- Velduil (Asio flammeus)
- Oehoe (Bubo bubo)
- Bosuil (Strix aluco)
- Ransuil (Asio otus)
- Dwergooruil (Otus scops)
- Veel Gestelde Vragen

Uilen zijn onmiskenbaar met hun kenmerkende gezicht en grote ogen. Er zijn negen verschillende soorten uilen in Duitsland, die we kort aan u zullen voorstellen.
In een notendop
- negen inheemse uilensoorten in Duitsland
- Uil is de grootste uil
- Dwerguil kleinste soort uil
- Bosuil en Ransuil meest voorkomende uilensoorten
- Velduil bijzonder zeldzaam
De uil van Tengmalm (Aegolus funereus)
De zeldzame Bosuil leeft in de naaldbossen van de bergen en trekt bijna altijd naar een zwart spechthol om te broeden. In de zomer en winter deponeert hij ook overtollige prooien als reserve in dergelijke grotten.

- Lichaamslengte: 24 tot 26 centimeter
- Spanwijdte: 53 tot 62 centimeter
- Uiterlijk: vierkant ogende, gedrongen kop met een open gezicht, gele ogen, bruin, gevlekt verenkleed met lichte onderkant/vleugels
- Broedseizoen: maart tot september
- Koppelingen: tot twee keer per jaar, tot zes eieren
- Oproep: zingende, licht stijgende reeks tonen ("hu-hu-hu-hu-hu-hu")
Kerkuil (Tyto alba)
De kerkuil is een bekende inheemse soort uil, het is immers een typische opvolger van de cultuur en broedt het liefst op zolders en kerktorens, maar ook in schuren en stallen. Hier is de geprefereerde prooi - muizen - bijzonder talrijk.

- Lichaamslengte: 33 tot 35 centimeter
- Spanwijdte: 85 tot 93 centimeter
- Uiterlijk: wit hartvormig gezicht, witte onderkant, zeer lichte ondervleugels
- Broedseizoen: maart tot december
- Koppelingen: tot drie keer per jaar, tot 12 eieren
Tip: Speciale nestkasten maken het voor de kerkuil gemakkelijker om een geschikte broedplaats te vinden.
Dwerguil (Glaucidium passerinum)
De kleinste inheemse uilensoort is vaak aan het begin van de schemering actief. Hij jaagt het liefst op zangvogels, maar jaagt ook graag op muizen tijdens het broedseizoen. De dwerguil leeft in naald- en gemengde bossen, meestal in de bergen, waar hij vaak broedt in verlaten spechtenholen.

- Lichaamslengte: 16 tot 19 centimeter
- Spanwijdte: 34 tot 38 centimeter
- Uiterlijk: ronde kop met gestippeld wit verenkleed en gele ogen, korte staart, smalle gestippelde borst
- Broedseizoen: april tot augustus
- Koppelingen: één keer per jaar, maximaal zeven eieren
- Oproep: "tu-du-du-du-du"
steenuil (Athene noctua)
Deze inheemse uilensoort blijft meestal zijn hele leven trouw aan zijn broedgebied: de steenuil leeft in open landschappen met bomenrijen, soms ook binnen steden. Hij broedt bij voorkeur in oude knotwilgen en fruitbomen. De nakomelingen vestigen zich ook vaak op slechts enkele kilometers van hun plaats van herkomst wanneer ze op de leeftijd van twee tot drie maanden uitvliegen en het ouderlijk territorium verlaten.

- Lichaamslengte: 21 tot 23 centimeter
- Spanwijdte: 54 tot 58 centimeter
- Uiterlijk: breed gezicht, wit gespikkelde schedel, lange nek, korte staart, gele ogen
- Broedseizoen: maart tot augustus
- Koppelingen: één keer per jaar, maximaal vijf eieren
- Oproep: "uuuh" roept in een losse reeks
Tip: De gevederde jonge dieren lijken erg op hun ouders, maar hun hoofd is nog donker.
Velduil (Asio flammeus)
In tegenstelling tot andere nachtuilensoorten is de velduil niet alleen actief in de schemering, maar ook overdag. Net als een kiekendief patrouilleert hij over de grond in een schuifelende zoekvlucht en stort hij zich met een snelle draai op ontdekte muizen.

- Lichaamslengte: 34 tot 42 centimeter
- Spanwijdte: 95 tot 110 centimeter
- Uiterlijk: kleine, nauwelijks zichtbare verenoren, gele ogen, contrastrijke bovenvleugels, onderste vleugelpunten gestreept
- Broedseizoen: maart tot augustus
- Koppelingen: eenmaal per jaar tot tien eieren
- Oproep: licht toenemende reeks saaie "bu-bu-bu-bu-bu"
Merk op: Deze inheemse soort uil leeft in vochtige, open landschappen, zoals moerassen en natte weiden. Hier krabt het vrouwtje een nest goed verstopt tussen plukjes gras.
Oehoe (Bubo bubo)
Als de grootste inheemse uilensoort kan de oehoe prooien verslaan die zo groot zijn als hazen en reigers. Een grote boom dient vaak als broedplaats, maar ook als beschutte rotswandnis.

- Lichaamslengte: 60 tot 75 centimeter
- Spanwijdte: 160 tot 188 centimeter
- Uiterlijk: sterke, roofvogelachtige bouw, zwaar gevlekte borst, smalle gevederde oren, oranje ogen
- Broedseizoen: februari tot juli
- Koppelingen: één keer per jaar, maximaal vier eieren
- Oproep: saai en diep "u-oh"
Merk op: In Europa was de oehoe bijna of zelfs helemaal uitgestorven. Door beschermende maatregelen, zoals het bewaken van de eyrie, nam het aantal echter weer toe.
Bosuil (Strix aluco)
Kenmerkend voor de bosuil zijn de lange, huilende roep van het mannetje, die vooral in het voor- en najaar te horen is. De bosuil broedt in grote boomholten en komt daarom vooral voor in bossen en parken met oude bomen.

- Lichaamslengte: 37 tot 42 centimeter
- Spanwijdte: 90 tot 104 centimeter
- Uiterlijk: grote kop met witte strepen, donkere ogen, brede en ronde vleugels, korte staart
- Broedseizoen: februari tot augustus
- Koppelingen: één keer per jaar, maximaal vijf eieren
Merk op: Wees niet verbaasd als je schijnbaar verlaten jongen in bomen of zelfs op de grond vindt: laat ze waar ze zijn! De zogenaamde jonge vogels met hun heldere, gestreepte verenkleed worden nog steeds door hun ouders verzorgd.
Ransuil (Asio otus)
De gewone ransuil broedt vaak aan de bosranden, in bosjes en in groepen bomen. De grote uil met de kenmerkende grote gevederde oren gebruikt vooral de nesten van kraaien en roofvogels.

- Lichaamslengte: 35 tot 40 centimeter
- Spanwijdte: 90 tot 100 centimeter
- Uiterlijk: grote, meestal rechtopstaande gevederde oren, oranje ogen, laag contrast boven- en ondervleugels
- Broedseizoen: maart tot augustus
- Koppeling: één keer per jaar, maximaal acht eieren
- Oproep: gedempte "huh"-oproepen
Merk op: In de winter verzamelen zich vaak meerdere ransuilen op dagverblijfplaatsen in naaldbomen, waaronder de uitgebraakte overblijfselen van muizen die als korrels zijn gegeten, te vinden zijn.
Dwergooruil (Otus scops)
De kleine dwerguil is goed gecamoufleerd in boomtakken dankzij zijn schorskleurige verenkleed. Deze inheemse soort uil wordt daarom zeer zelden gezien, vooral omdat hun populaties in dit land aanzienlijk zijn geslonken. Het broedt in boomholten en muren.

- Lichaamslengte: 18 tot 20 centimeter
- Spanwijdte: 49 tot 54 centimeter
- Uiterlijk: bastkleurig verenkleed met witte schouderband, in lengterichting gestreepte onderzijde, karakteristieke veeroren
- Broedseizoen: april tot augustus
- Koppelingen: één keer per jaar, maximaal vijf eieren
- Oproepen: droevig klinkende, eentonige zang (“duh-duh-duh”)
Merk op: In tegenstelling tot andere uilen overwintert de dwerguil niet in Duitsland, maar ten zuiden van de Sahara in Afrika.
Veel Gestelde Vragen
Welke uilensoorten komen vooral veel voor in Duitsland?Met naar schatting 50.000 tot 70.000 broedparen is de bosuil de meest voorkomende inheemse uilensoort. Er zijn ook tal van broedparen van Ransuilen, die ook vaak te zien zijn in parken, volkstuinen en begraafplaatsen.
Worden uilen beschermd?Volgens de Federale Natuurbeschermingswet zijn alle inheemse uilensoorten strikt beschermde soorten, en veel van de hier genoemde uilen staan op de Rode Lijst. Dit geldt voor de zeer zeldzame velduil, waarvan er in heel Duitsland minder dan 100 broedparen zijn.
Kun je uilen als huisdier houden?Tenminste sinds Harry Potter willen niet alleen kinderen een uil als huisdier. Het is in principe mogelijk om in Duitsland een uil te houden, mits u de juiste vakkennis aanlevert en alleen dieren van een fokker - in geen geval uit de natuur! - neemt. Uilen zijn echter niet te temmen en blijven hun hele leven wild.