
De flora is complex en sommige planten zijn anders ontworpen dan de natuurlijke omstandigheden. Een goed voorbeeld hiervan zijn de zogenaamde indicator- of wijzerplanten, die informatie geven over de kwaliteit en eigenschappen van de bodem. Alleen al door hun aanwezigheid onthullen ze of de grond alkalisch, vochtig of humusrijk is en slecht gedijen in bodems met een andere conditie.
Verklaring van termen: indicatorplanten
Indicatorplanten kunnen worden gezien als voorbeelden van bodemgesteldheid. Dit zijn bijzondere soorten die een zekere ecologische tolerantie kennen. Ecologische tolerantie of potentie beschrijft hoe goed de soort veranderingen in locatie tolereert. Deze omvatten het volgende:
- bodemgesteldheid
- Hoeveelheid bodem-, lucht- of waterverontreinigende stoffen
- hoeveelheid licht
Een wijzerplant is dus niets meer dan een bio-indicator die je kan laten zien hoe de locatie of de directe omgeving daarop van invloed is. Als de toestand van de ene op de andere dag verandert, heeft dit een negatief effect op de plant, omdat de tolerantie voor de nieuwe eigenschappen niet hoog genoeg is.
Dit is precies waarom indicatorplanten zo belangrijk zijn, omdat ze kunnen worden gebruikt om de eerste informatie over de bodem of locatie te geven. Zo kun je na aankoop van een stuk grond de planten in de tuin bekijken en een globaal idee krijgen met wat voor grond je te maken hebt. Een nauwkeurige analyse is dan meestal makkelijker.
Tip: Naast de eigenlijke indicatorplanten zijn er ook de "fenologische indicatoren" die niet de mogelijke bodemgesteldheid onthullen, maar informatie geven over de biologische seizoenen.

100 indicatorplanten gepresenteerd
Er zijn talloze voorbeelden van indicatorplanten, want er zijn een groot aantal verschillende locaties en bodemgesteldheid in Centraal-Europa. Deze variëren van zuur tot voedzaam tot zout, waardoor er meerdere bio-indicatoren beschikbaar zijn voor deze specifieke eigenschappen. Terwijl sommige plantensoorten uitsluitend op bepaalde bodems voorkomen en dit door hun aanwezigheid laten zien, komen andere voor op meerdere of een mengsel van verschillende bodemsoorten.
Vanwege dit probleem moeten de afzonderlijke eigenschappen nader worden onderzocht. In de volgende paragrafen maakt u kennis met de overeenkomstige soorten planten, waarvan de groepering u meestal precies vertelt welke eigenschappen van de bodem worden verlangd.
Alkalische bodems
1. Veldmosterd (Sinapis arvensis)
2. Knikdistel (Carduus nutans)
3. Germander Ereprijs (Veronica chamaedrys)
4. Gewone kan (Silene viscaria)
5. nierwikke (Anthyllis vulneraria)
Kalkhoudende bodems
6. Alpenroos (Rhododendron hirsutum)
7. Holle Corydalis (Corydalis cava)
8. Mezereon (Daphne mezereum)
9. Pasquebloem (Pulsatilla vulgaris)
10. Ridderspoor (Consolida regalis)

stikstof-
Het onderwerp stikstof is belangrijk, omdat er indicatorplanten zijn voor bijzonder grote hoeveelheden stikstof (stikstofindicatoren) en planten die alleen gedijen op stikstofarme grond. De stikstofmeters (Nitrophytes) zijn gebruikelijk en de volgende lijst zal u kennis laten maken met een paar:
11. Veldmunt (Mentha arvensis)
12. Veldwinde (Convolvulus arvensis)
13. Brandnetel (Urtica dioica)
14. Sonchus (Sonchus)
15. Zwarte vlier (Sambucus nigra)
16. Rode vlier (Sambucus racemosa)
17. Bramen (Rubus)
18. Balsem (Impatiens parviflora)
19. Balsem (Impatiens noli-tangere)
20. Kruipende distel (Cirsium arvense)
Stikstofarme bodems hebben daarentegen slechts de voorkeur van een paar planten:
21. Heet vetkruid (Sedum acre)
22. Harige rammelaar (Rhinanthus alectorolophus)
23. Hongerbloemen (Draba verna)
24. Geurloze kamille (Tripleurospermum inodorum)

Tip: Naast de indicatoren voor een verhoogd en verlaagd stikstofgehalte, zijn er tal van planten die van stikstof houden. Veel plantensoorten geven de voorkeur aan stikstof, maar zijn niet afhankelijk van grote hoeveelheden en zijn daarom niet betrouwbaar genoeg als indicatorplanten, zoals bijvoet (bot. Artemisia vulgaris).
zure bodems
De bosbes (bot. Vaccinium myrtillus) is een van de bekendste planten die goed gedijen in zure grond. De lage pH is ook goed voor andere planten:
25. Gewone heide (Calluna vulgaris)
26. Veldmus (Spergula arvensis)
27. Honinggras (Holcus lanatus)
28. Hondenkamilles (Anthemis)
29. Madeliefje (Bellis perennis)
30. Weidemadeliefje (Leucanthemum vulgare)
kalium indicator
31. Berenklauw (Heracleum)
32. Vingerhoedskruid (Digitalis purpurea)
33. Liggend parelmoer (Sagina procumbens)

humusrijke bodems
34. Grote Brunelle (Prunella grandiflora)
35. Vlier (Aegopodium podagraria)
36. Dovenetels (Lamium)
37. Brandnetels (Urtica)
38. Jakobskruiskruid (Senecio vulgaris)
39. Weidevetchling (Lathyrus pratensis)
40. Vogelkruid (Stellaria media)
zandgronden
Een van de meest bekende indicatorplanten voor zandgronden is de den (bot. Pinus). Maar dit zijn niet de enige planten die goed overweg kunnen met zandgronden. Ze zijn niet afhankelijk van veel vocht en kunnen zelfs de vrij hoge warmteontwikkeling aan. Veel van de zandgrondplanten kunnen vaak goed overweg met rotstuinen.
41. Viper Bugloss (Echium vulgare)
42. Zandzegge (Carex arenaria)
43. Hazenklaver (Trifolium arvense)
44. Wilde wortel (Daucus carota subsp. carota)
45. Kleine zuring (Rumex acetosella)
46. Wilde tijm (Thymus serpyllum)
47. Papaver (Papaver argemone)
48. Maïspapaver (Papaver rhoeas)

kleigronden
In leemachtige gronden is er een groot aantal indicatorplanten die de voorkeur geven aan verschillende leemachtige locaties. De typische kleigronden worden als volgt ingedeeld:
- Kleigronden met een hoog zandgehalte
- kleiachtig en leemachtig
- voedzaam en fris (meestal humus-leemachtig)
Hierdoor zijn de grenzen tussen indicatorplanten soms vaag. Er zijn er echter die altijd opduiken met kleiachtige bodems:
49. Kruipende distel (Cirsium arvense)
50. Veldviooltje (Viola arvensis)
51. Gewone fumitory (Fumaria officinalis)
52. Perzische ereprijs (Veronica persica)
53. Rayless kamille (Matricaria discoidea)
54. Koningskaars (Verbascum)
55. Duizendknoop (Polygonum aviculare)

Tip: Kleigronden worden pas als verdicht beschouwd als het vochtgehalte hoog is. In dit geval is de grond vochtig en zwaar, wat snel tot verdichting leidt, maar niet direct gelijk te stellen aan leemachtige grond.
Verdichte bodems
56. Brede weegbree (Plantago major)
57. Bankgras (Elymus repens)
58. Smeerwortel (Symphytum)
59. Hakmessen (Galium aparine)
60. Kruipende Boterbloem (Ranunculus repens)
61. Paardebloem (Taraxacum)
62. Stinkende gouwe (Ficaria verna)
63. Moeras Ziest (Stachys palustris)
64. Weide duizendknoop (Polygonum bistorta)
droogte
65. Kleine pimpernel (Pimpinella saxifraga)
66. Veldholtand (Galeopsis ladanum)
67. Rode gierst (Digitaria sanguinalis)
68. Dyer's kamille (Cota tinctoria)
69. Witte Koekoek (Silene latifolia)
70. Reigersbek (Erodium)
71. Falcaria vulgaris (Falcaria vulgaris)
72. Zomer Adonis (Adonis aestivalis)
73. Kraanvogels (Geranium)

Vochtige bodems tot wateroverlast
Dit type grond verdient een nadere beschouwing. In vergelijking met wateroverlast staan vochtige tot natte bodems niet permanent onder water. Er kan regelmatig vocht worden afgetapt of verdeeld, wat de wortels of meerjarige organen ten goede komt. Indicatorplanten voor vochtige tot natte grond zijn onder meer:
74. Kooldistel (Cirsium oleraceum)
75. Bolbloem (Trollius europaeus)
76. Gemeenschappelijke prunella (Prunella vulgaris)
77. Klimop ereprijs (Veronica hederifolia)
78. Moerasspirea (Filipendula ulmaria)
Wateroverlast daarentegen wordt gepresenteerd door de volgende planten, die onder deze omstandigheden gemakkelijk kunnen groeien en gedijen:
79. Zuring duizendknoop (Persicaria lapathifolia)
80. Klein hoefblad (Tussilago farfara)
81. Veldpaardestaart (Equisetum arvense)
82. Wateraardbei (Potentilla anserina)
83. Grote pimpernel (Sanguisorba officinalis)

Merk op: Ook indicatorplanten voor grondwaterdoorlatende gronden kunnen in deze categorie worden geïntegreerd, waaronder brandnetels, hop, grondwier, weidebitterkers en rode koekoeksbloem. Of de grond echt doordrongen is van grondwater kan alleen met een proef worden bekeken, zeker bij deze planten.
schaduw- en lichtwijzers
Zoals de namen duidelijk maken, beschrijven deze termen plantensoorten die de voorkeur geven aan veel licht (lichtwijzers) of schaduw (schaduwwijzers). Omdat een grond met blijvende schaduw een heel andere coating heeft dan zonovergoten grond, zijn hierin andere indicatorplanten te vinden. Voorbeelden van lichtwijzers zijn:
84. Alsem (Artemisia absinthium)
85. Gewone spaarzaamheid (Armeria maritima)
86. Gele zonneroosje (Helianthemum nummularium)
Voorbeelden van schaduwwijzers zijn daarentegen:
87. Klaverzuring (Oxalis acetosella)
88. Hondenkwik (Mercurialis perennis)
89. Gouden brandnetel (Lamium galeobdolon)

Met name bij deze soorten is de afhankelijkheid van de bijbehorende hoeveelheid licht duidelijk herkenbaar.
metallofyten
Tot slot de metallofyten. Deze indicatorplanten zijn soorten die verschillende soorten zware metalen kunnen opslaan. Ze zijn meestal beter bekend onder de volgende termen:
- erts planten
- metalen indicator planten
- zware metalen planten
- Calamineplanten (met hoge zinktolerantie)
Als de grond verrijkt is met zware metalen, kunnen bepaalde planten daarop wijzen. Individuele soorten slaan andere zware metalen op, wat meestal heel goed verklaart waar je mee te maken hebt:
90. Italiaans raaigras (Lolium multiflorum): lood
91. Cardaminopsis halleri: lood, nikkel, zink, cadmium
92. Calamine viooltjes (Viola calaminaria en Viola guestphalica): Zinc
93. Rietkanariegras (Phalaris arundinacea): Germanium
94. Catchfly (Silene vulgaris): niet-gespecificeerde zware metalen

Deze voorbeelden laten je precies zien wanneer de grond ongeschikt is voor andere planten. Met name een groot aantal calamineplanten is zeer evident. Grotere ophopingen worden heavy metal turf genoemd.
Zoute grond
De tuinorache (Atriplex hortensis) behoort tot de C3-planten en is een van de zeldzame indicatorplanten voor een te hoog zoutgehalte. Terwijl andere planten afsterven, kan de Spaanse sla gemakkelijk gedijen in zoute grond. Ook tal van halofyten, de zoutplanten, behoren tot deze categorie. Andere zijn:
95. Kweldergras (Spartina anglica)
96. Zeekraal (Salicornia)
97. Zeelavendel (Limonium)
98. Bijvoet (Artemisia maritima)
99. Zeeaster (Tripolium pannonicum)
100. Postelein-cocktail (Halimione portulacoides)
Veel van de soorten komen van nature voor in de Noordzee en zijn daar in de kwelders te vinden, maar kunnen zich ook verspreiden naar gunstige locaties.